Gewoon een blokje om fietsen. Omdat het mooi en warm weer is. Omdat ik in beweging wil want meters maken met lopen is nu wel echt passé. En gewoon omdat het weer kan! Eindelijk!
Per rolstoel laat ik me naar buiten voeren waar Zoon al de driewieler en een rollator heeft klaargezet. Het is wel even puzzelen om al die rolattributen in de juiste positie op te stellen voor een veilige overstap. Ik deins even terug bij het zien van de kleine zitting van de fietsstoel, hoewel die zeker tweemaal zo groot is als een traditioneel fietszadel. De laatste tijd zetelde ik vooral ruim en gerieflijk in diverse typen rolstoel. Even schakelen dus.
Vrijheid blijheid
Mijn been moet ik ondersteunen om hem over het frame te krijgen en de versnellingsgreep lijkt wel vastgeroest maar dat zit hem in mij... met beide handen tegelijk kan ik hem wel verzetten. Na deze opstartfase fiets ik dan toch gestaag de straat op. Ik rijd mijn neus achterna en krijg al gauw de smaak te pakken. Lekker frank en vrij op pad met de warme wind door m'n haren. In gedachten dwaal ik al een heel eind van huis, welk ommetje zal ik eens maken? Een alert stemmetje in mij verbiedt me - gelukkig, zo zal naderhand blijken - mijn gedachten in daden om te zetten. Ik gehoorzaam en houd het ritje klein. Je weet immers maar nooit.
Een paar straten van huis zie ik hoe een politieagente met een iets te triomfantelijke blik een bezorgbusje van de apotheek op de bon slingert. De bestuurder heeft hem op straat voor het ouderencomplex gezet om, naar men mag aannemen, medicijnen af te leveren. Beetje flauw om dan een parkeerbon te geven, vind ik. Mij groet ze in ieder geval vriendelijk, alsof ze niet net iemand een vreselijke hak heeft gezet. Ik wil iets terugzeggen maar er komt geen kik uit mijn keel. Da's waar ook, ik moet immers voorbereid zijn op aanspraak en een hoorbaar 'háá' plus stralende lach paraat hebben. Ze zal me wel een hork vinden. Ik haar ook. Een beetje.
Alleen voor wandelaars bedoeld...
In de weg
Het fietspaadje langs de bosrand waar ik uiteindelijk langs wil, wordt geblokkeerd door een enorme, in mijn richting achteruitrijdende trekker, die zo te zien aan het dreggen is geweest. Houdt dit verband met de vondst vorige week van het lichaam van een vermiste dorpsgenoot op deze plek? Hoe dan ook, uit respect voor de overledene maar eerlijk gezegd nog meer voor de monstertrekker, kies ik eieren voor mijn geld en sla linksaf een wandelpad in. Mijn hart slaat op hol als ik in de spiegel zie dat de trekker de achtervolging inzet, op een voetpad nota bene. Help! Waar is die politieagente als je haar nodig hebt!?
Mijn angst blijkt onnodig. Kennelijk wil de vervaarlijk razende trekker alleen maar keren... Als hij verdwenen is, vervolg ik, de facto net zo clandestien als de trekker, het wandeltraject. Na een paar honderd meter hobbels en gaten ga ik de doorgaande weg op, die voor mij trouwens niet erg veel doorgang biedt, want ook hier zitten de nodige kuilen en bulten in de weg. De hele fiets schudt en trilt op de straatklinkers en ik heb moeite op de kleine, harde zitting van mijn fietsstoel te blijven zitten. Waarom moest ik ook zo nodig fietsen? Omdat het kon? Had ik niet beter de comfortabele scootmobiel, die zo zacht zit als een wolkje, kunnen nemen omdat ik nog steeds gekweld word door bekkenpijn? Voor mijn bilpartij is dit ritje geen pretje. Kiezen op elkaar en doorfietsen maar. Gelijk een marathonloper met blaren, die ook dóór moet. Als die eenmaal stopt om de voeten rust te geven, dan komt die niet meer op gang.
De beoogde route, hier in mei 2022 en voor een driewieler begaanbaar
Bewolking
Zo kom ik als vanzelf terecht aan het andere uiteinde van het pad dat ik oorspronkelijk wilde nemen. De trekker is in geen velden of wegen te bekennen en ik draai alvast de toegang tussen de latten op. Jammer: de zomers begroeide bermen maken het fietspad veel te smal voor de driewieler. Bovendien ziet het er allemaal ruw en ruig uit en ik weet wel zeker dat mijn zitvlees het asfalten fietspad beter verdraagt.
Toch maar weer de heraldieke weg met zijn bloeiende bermen vervolgen dan. In de weken dat ik in die kliniek in de bossen zat, is het zomer geworden. Weilanden en walkanten zijn gelardeerd met de mooiste veldbloemen en welig tierende waterplanten sieren de sloten. Op een verlaten boerenerf zie ik half vergane landbouwwerktuigen, overwoekerd door kruidenrijke grassen en kleurige zomerbloeiers. Een dreigende lucht broeit donkerblauw boven de bossen op. Ik moet dit beeld vastleggen! Ik raak vaak in vervoering door de oerkrachten van verwilderde natuur in combinatie met vergeten objecten die daaraan ten prooi vallen. Het verval, de teloorgang... toonbeelden van de onverbiddelijke vergankelijkheid des levens. Ach, is het niet poëtisch? *)
Ik maak aanstalten deze ontaarde plek in al zijn facetten te fotograferen, maar zodra ik het gat van het zadel licht, keer ik direct terug in het hier en nu. Mijn arme achterwerk doet zo zeer!! Door het fietsen én door de naweeën van alle ellende van de afgelopen weken. En - ook dat nog - omdat de pijnstillende morfine vanmorgen onverwacht op was. Het stemmetje dat me eerder al voor een te lange rit behoedde, roept me ook nu een halt toe. Ben je bezopen? Rek deze kwelling toch niet langer. Ga naar huis en plant je krent op een wolkje!
Stevig zet ik een eindsprint in. Bij de oversteek nadert een auto maar mijn drang om huiswaarts te keren is sterker dan mijn goede manieren in het verkeer. Ik druk de turbo in en flits, vlug maar verantwoord en met een verontschuldigende grimas, voor de auto langs. De bestuurster lacht en zwaait. Het is de politieagente weer.
*) Bij gebrek aan het begeerde beeldmateriaal probeer ik mijn impressie maar in woorden te vatten.