Het laatste uurtje van de uroloog

Op de dag die je wist dat zou komen, arriveren we exact op tijd in de wachtkamer. Terwijl alle wachtenden op hun mobieltje 'zitten', trek ik om de tijd te doden de afsprakenbrief uit mijn tas. Achteloos blader ik door de bijlagen en ineens stijgt het bloed me naar het hoofd. Met het schaamrood op de kaken ontdek ik dat ik ingepland ben voor een uroflowmetrie-onderzoek. Wát! Ik verschiet nog meer van kleur als ik de instructies lees: een kwartier eerder komen, vier uur vantevoren niet meer afwateren en extra drinken om met volle blaas het onderzoek in te gaan. Ik heb juist het tegenovergestelde gedaan...

Ik begin ongecontroleerd en met rare, lange uithalen te lachen om mijn eigen knulligheid, wat dé manier blijkt om mensen te laten opkijken van hun schermpjes. Als ik terugstaar gaan de hoofden één voor één weer in de mobielmodus. "Kunnen we wel weer naar huis dus," concludeert Man hoofdschuddend. Maar ho eens even, ik wil wel even die uroloog te woord. Zo gemakkelijk zal die me niet ontsnappen!

De afspraak

De afspraak is eigenlijk zes weken te laat. Als je naar de Spoedeisende Hulp raakt omdat je niet kunt plassen, zou ik als leek verwachten dat er minimaal een uroloog bij betrokken wordt. Vijf weken lang was mijn waterafvoer absoluut niet normaal maar ondanks mijn volharding dat ik door een uroloog gezien wilde worden, gebeurde dat niet. Bij mijn ontslag uit Lyndenstein vroeg ik nogmaals om een verwijzing, omdat nog steeds niet duidelijk was wat er daar beneden loos was. Er ontbrak voor mijn gevoel nog een puzzelstukje.

En nu dus eindelijk toch een afspraak (we schrijven medio juli). Intussen ben ik een succesvolle antibioticakuur  in verband met vermoede blaasontsteking verder, het werkt allemaal weer normaal, maar het voelt nog steeds niet in orde. Ik koester hoge verwachtingen.

Er zaten bijlagen bij de afsprakenbrief; altijd 't zelfde liedje. Vragenlijst natuurlijk. Of je op een struisvogelfarm woont, knuffelt met koeien en of je een krokodillenkweekvijver hebt, dat soort vragen. Daar zou ik later wel naar kijken.

Wat doen we hier?

Als de assistente ons komt halen en vraagt of het gelukt is de blaas goed vol te krijgen, schiet ik opnieuw smakelijk in de lach. Nee, niet bepaald. Meewarig kijkt ze me aan. "Is het zo erg?" Oh jee, die denkt nu zeker dat ik incontinent ben. Hoe leg ik dit snel even uit? Man staat met mij in de rolstoel wat ongemakkelijk op de gang en we vinden dit niet de plek om tekst en uitleg te geven. De vrouw wil ons daarom alvast meenemen naar de plaats van het onderzoek maar ik stribbel tegen.

"U wilt geen onderzoek?" Nee, met mijn plassen is niks aan de hand. "Met andere woorden: wat doen we hier?" vraagt ze. Ze raakt zichtbaar geïrriteerd. "O nee, zeker niet," zegt Man, "maar we komen niet voor wat u van plan bent. We willen graag alleen even met de specialist praten." Het arme mens begrijpt er niets van en poot ons schouderophalend op een stoel midden in de gang. "U wordt wel opgeroepen," zegt ze bits.

Vind er iets van

Zwijgend kijkt de uroloog ons aan en afwachtend kijken we terug. Wie gaat het gesprek openen? Uiteindelijk neem ik het initiatief door Man te vragen de context van dit bezoek toe te lichten. Onbewogen hoort de uroloog het hele verhaal aan. "En wat verwacht u nu van mij?" Nou eh, wat zou u denken van een blaasonderzoek van binnen of van buiten, kan er iets beschadigd zijn, mis zijn, heeft u een mening, een vermoeden, een verklaring, whatever. Vind er gewoon iets van! "Ik ga uw blaas niet onderzoeken. Als u normaal plast, is er niets met de blaas aan de hand." Oh, aha. Dat is fijn om te horen. Maar ik voel nog steeds dat er iets niet klopt in de blaaszone, dus...?

Dan bedenkt hij dat hij een verwijsbrief met alle informatie heeft gekregen en dat hij die er misschien even op kan nalezen. Maar ook na een snelle scan van de vier pagina's tellende brief, is hij niet tot onderzoek te bewegen. "Ik zou het afwachten en als u het niet vertrouwt dan kunt u gerust naar de huisarts gaan."

Dat is precies de dooddoener waarmee je bij mij niet moet aankomen. Het afwachtstadium heb ik immers al zes, zeven weken lang gehad. Ik heb nu eindelijk een uroloog bij de kladden - en nu wil die er niks mee te maken hebben. Hij heeft de verwijsbrief uit het revalidatiecentrum niet eens gelezen, niets voorbereid, stelt geen vragen; kortom, hij weet niet wat hij met ons moet. En dat laatste is geheel wederzijds. Maar goed dat ik de bijlage niet heb gelezen, dat was een hoop gedoe voor niks geweest.

Raadselachtig 

Dan zegt hij tot besluit: "ik heb er geen verklaring voor." Na die woorden valt er een lange stilte. Tot een afronding komt het niet, dus Man schuift zijn stoel maar achteruit ten teken dat we er wel klaar mee zijn. "Dan zit het er weer op voor vandaag," stelt de arts haast opgelucht, terwijl hij aanstalten maakt om zijn witte jas uit te trekken. "Dan gaat u dus met een raadsel naar huis," probeert Man nog.

"Ach, ik heb al zoveel raadsels gezien," verzucht de man. "U wilt niet weten hoe vaak ik vandaag al heb gezegd dat ik er geen verklaring voor heb." We kijken hem een tikkeltje bevreemd aan. "Alsof wij artsen altijd overal een verklaring voor hebben," gaat hij somber verder en hij loopt helemaal leeg over de verwachtingen van patiënten en de veronderstelde hegemonie van de medicus. Het lijkt warempel wel of het niet alleen zijn laatste uurtje van de dag is dat geslagen heeft.

Misschien hadden ze destijds toch wel gelijk: een uroloog erbij halen, daar schiet je niks mee op. Het enige dat we hier met blazen kunnen, is de aftocht.