Een paar nachten geleden gebeurde dat waar ik sinds mijn noodgedwongen alleen-slapen al bang voor ben: ik rolde naast het bed. Ik werd wakker, zwevend in de 30 cm ruimte tussen muur en bed. Maar laat me bij het begin beginnen.
Ik heb een elektrisch bedienbaar hoog-laagbed, overgehouden aan een ziekenhuisopname in 2017. Het hoofdeind bijvoorbeeld doe ik omhoog, zodat ik minder last van speeksel in de keelholte heb en beter blijf ademhalen. Je groeit er op den duur wel krom van, trouwens.
‘s Nachts, als de spieren in opperste rust zijn, kan ik me nauwelijks bewegen. Ik lig zoals ik lig. Eén keer tijdens een nacht draai ik me om. Daarvoor moet ik wel klaarwakker worden en mijn spieren stuk voor stuk aanmanen tot actie. Dan graai ik in het luchtledige tot ik de papegaai te pakken heb, en probeer me op te trekken en te draaien en tegelijk het wegglijdende dekbed met deken in bedwang te houden. Meestal schiet mijn hand alweer los voordat ik goed en wel gedraaid ben, maar goed, de aanhouder wint. Met de tenen afzettend tegen het voetenbord probeer ik kronkelend en kreunend een nieuwe lichaamshouding te vinden.
Het lukt me tegenwoordig niet meer om mijn fraaie derrière (niet mijn woorden, maar afkomstig van een #metoo-momentje uit het verleden) te lichten, wat betekent dat ik niet in mijn warme kuil kan terugkruipen, maar letterlijk moet omrollen. Dan lig je al gauw op het uiterste randje van de matras. Of ernaast, zoals die nacht.
Into the great wide open
Er is zoveel ruimte in de slaapkamer ontstaan dat ik er bijna een aanval van pleinvrees van krijg. Nergens iets om op te steunen, geen objecten om tegen aan te hangen als ik bij een kast moet. Die ruimte is prima voor later, als ik rolstoelgebonden ben en/of een tillift nodig heb, maar nu ik nog rollator-rol is het nogal onpraktisch. Onzeker, verloren en vogelvrij in the great wide open...
Om mezelf voor de gek te houden heb ik het bed een beetje van de muur af laten zetten, zodat het bed optisch minder smal lijkt. Vanuit bed bezien is die diepe, grote afgrond aan de andere zijde van het bed gevoelsmatig verder weg. Gewoon een centimetertje of dertig vanaf de muur en het voelt al veiliger.
Maar het was niet veiliger. Uitgerekend die 30 centimeters werden mijn valkuil! Of liever: mijn vangnet, want dankzij die fraaie derrière (ik vond het best wel complimenteus, eigenlijk) bleef ik halverwege steken.
Obesitasbed
Met de Buurtzorgsters heb ik oplossingen besproken. Ik zou het ingebouwde bedhekje uit voorzorg omhoog kunnen doen, maar dat lukt me voor geen meter en ik krijg het niet weer los ook; dan moet ik me 's avonds op laten sluiten en 's ochtends laten bevrijden en dat ben ik niet van plan. Dat mag ook niet eens meer, tenzij je er zelf voor kiest en een handtekening voor zet.
‘Wij gebruiken vaak een valmatje,’ opperde de Buurtzorgster, ‘dan gaat er automatisch een signaal uit dat je uit bed gevallen bent’. Maar omdat de Buurtzorg ook al voor me op zoek is naar een valdetectiesysteem met GPS, lijkt zo’n valmat me overbodig.
‘Je zou een twijfelaar moeten hebben, een bed van 1.20 meter breed,’ bedenkt ze opeens. ‘Die zijn er ook in hoog-laagbedden. Die worden vaak gebruikt voor mensen met obesitas.’
‘Dat moet dan wel 2.20 lang zijn,’ geef ik haar mee. Om direct daarna te bedenken dat ik dan voor niks een klein kapitaal aan nieuw beddengoed heb uitgegeven, én dat ik dan afscheid moet nemen van mijn ouwe, trouwe matras, waar ik zo aan verknocht ben.
Ik zie, geheel op eigen risico, op dit moment toch maar van iedere remedie af en probeer onbeschroomd binnen de marges van die 90-plus-30 centimeters te blijven. Tot het een keer niet meer gaat. Of gierend mis gaat. Tegen die tijd hoop ik in ieder geval wél een alarmeringssysteem te hebben.
Man heeft mijn nachtelijk gezelschap verruild voor dat van een hoop dozen en een arsenaal aan afgedankt meubilair op de rommelzolder.
Nog steeds verbolgen over de gang van zaken, heb ik toch maar voor wat knussigheid rond mijn eenzame bedje gezorgd.
De expositieruimte in het Museum Groningen waar ik drie jaar geleden zo gedesoriënteerd raakte dat ik er een soort van pleinvrees aan overhield. Helemaal alleen in die ronde ruimte, lopend met rollator sloeg ineens een lichte paniek toe.
Het is nooit meer goed gekomen tussen grote lege ruimten en mij.