Uitgelaten als een stel kinderen op schoolreisje, maken de balorige scootmobielers onder Buurtzorgs vleugels de dorpsstraten weer onveilig. De wandelende groepsleden laten vandaag verstek gaan en de scootmobielers besluiten voor de verandering eens niet naar de buurtsuper te gaan, maar door te rijden naar het plaatselijke winkelcentrum.
We rijden beurtelings op de weg en op het trottoir. Stapvoets rijdend op de stoep krijg ik een bevreemdende gewaarwording: het is alsof ik zelf aan lopen ben, gewoon ouderwets aan het wandelen. Ik neem me voor om me in het vervolg vaker op deze langzame manier te verplaatsen en daarmee het vroegere gevoel van lopend op pad te zijn op te roepen. Wat een sensatie!
Achter de geraniums
‘Daar hebben we de Benidorm Bastards’, begroet een bekende ons zodra we door de automatische schuifdeuren binnenrijden. Als dit zo doorgaat worden we nog berucht in dorp en omstreken! In het overdekte winkelcentrum vergapen we ons aan de bij de banketbakker uitgestalde lekkernijen, de kleurenpracht bij de bloemist en het nieuwste schoeisel bij de schoenenwinkel. We, in ieder geval ik, zijn niets meer gewend en ondergaan het onverwachte uitje als een cadeautje met om elke hoek een verrassing.
Vrouwen zouden geen vrouwen zijn als ze niet ook naar een kledingwinkel zouden gaan (mijn generatie mag dat hopelijk nog zo zeggen...) Enthousiast tuffen we de kledingzaak binnen en kruipen in schildpadmodus in een colonne langs de kledingrekken. Hier kunnen we nauwelijks schade aanrichten. Toch loopt er iemand van het winkelpersoneel als een schaduw met ons mee om af en toe een stelling te verschuiven en zo de weg te effenen. Bovendien klinkt tijdens het hele traject het commentaar van de stuurlui aan wal. Het winkelend publiek houdt kennelijk zijn hart vast bij onze invasie. Ik neem maar één keer een stel truien mee in de bocht.
De begeleidende Buurtzorgster ontpopt zich als een topverkoopster. Zij zoekt en wij zeuren. Te kort, te strak, ik hou niet van strikjes, die kleur maakt me bleek. We scoren desondanks allemaal wat. Gestuntel met de betaalpas betekent een lange rij wachtenden achter ons bij de toonbank. Maar we laten ons niet van de wijs brengen. Bij het verlaten van het winkelcentrum tik ik en passant nog twee purperkleurige pelargoniums op de kop die ik als een trofee vervoer in het mandje aan mijn stuurkolom. Glunderend achter de geraniums rijd ik met een voldaan gevoel achter de anderen aan naar buiten. We zijn het er helemaal over eens: als de wandelaars het weer een keer laten afweten, dan gaan we weer shoppen!
Volgens de handleiding van de scootmobiel mág ik niet eens op de weg...