Terug naar 19 augustus, D-day voor een grote stap in de achteruitgang die tegelijkertijd als vooruitgang zou moeten worden geboekt. Wekkerradio op vier uur, mobielalarm voor de zekerheid op kwart over vier, opdat ik voor de deadline van 6 uur nog iets kan eten en drinken en mijn pillen kan nemen. Daarna moet ik nuchter blijven; om 12 uur is de operatie gepland. Douchen en aankleden en de laatste spullen voor één nacht van huis inpakken, en om 7.45 kunnen we vertrekken. Keurig op tijd verschijnen we volgens de verstrekte uitdrukkelijke instructies bij het zogenoemde zelfmeetpunt in het UMCG. Ter plekke blijkt het zelfmeetpunt niet groter dan een pasfotohokje met een gordijn ervoor, en totaal niet berekend op rolstoelers.
Deken
Zodoende staan we ruim voor 9 uur op de afdeling Maag, Darm, Lever. Alras worden we in een tweepersoonskamer gedropt door een zuster die een vragenlijst met me wil doornemen. Tot ze erachter komt dat ik die geheel in overeenstemming met de instructies al online heb ingevuld. Ze verwacht dat ik niet een nacht hoef te blijven, hoewel ik bij de intake heb begrepen van wel. Hopen dat zij gelijk heeft!
Vervolgens verstrijkt de tijd, die we doden door op gedempte toon wat woorden te wisselen. Ik ben gebiologeerd door de verfrommelde grijze deken op het andere bed in de kamer. Alsof een tiener zijn ouders wil doen geloven dat hij braaf slaapt maar hij is stiekem de hort op. Ligt daar nu wel of niet iemand? Als de deken op een gegeven moment gespiegeld ligt, besef ik dat er echt een mens in de deken ligt. Heel klein, heel tenger.
Een uurtje later glipt er een donker getint oud vrouwtje langs ons heen, iets onverstaanbaars mompelend in een uitheemse taal, en van top tot teen gehuld in een enkelverslindend zwart gewaad. Ik heb zomaar een voorgevoel dat de patiënten op deze kamer weinig woorden met elkaar zullen wisselen. We lachen maar wat onwennig naar elkaar.

Naar de slachtbank

Maagsap
Na weer een uur wachten verschijnt een verpleegkundige die me naar de prikpoli stuurt om een infuus. Man en Zoon en ik gaan gedrieën naar beneden om de canule te laten zetten. Opnieuw een klein hokje dat helemaal verbouwd moet worden als je met een rolstoel binnenkomt.
Terug op de verpleegafdeling ga ik nog even een plasje plegen voordat ik aan de ketting gelegd word. Het blijkt dat ook het toilet op de verpleegkamer niet erg rolstoeltoegankelijk is (verbazend), maar om de hoek is een invalidentoilet. Met de nodige tekortkomingen (ook verbazend) overigens. Doordat er een prullenmandje naast de wc hangt, kan de zijsteun niet goed uitgeklapt worden en steun je in feite niet op de beugel, maar op de prullenbak. Eng! Wat als het prullebakje het niet houdt en de beugel ineens omlaag knalt? Ach, dan was dat al lang een keer eerder gebeurd, stel ik mezelf gerust. Het is ook voor de rest wel weer een onderneming met hindernissen. Voor het wc-papier moet ik vervaarlijk ver reiken en door mijn spoel-föhntoilet ben ik het billenvegen een beetje verleerd. Doorspoelen gaat met een dun ouderwets touwtje zonder handvat en dat je dus een paar slagen om de hand moet doen om goed grip te krijgen. Maar even goeie vrienden, ik kan mijn ontbijtkoffie hier kwijt en daar gaat het om.


De infuusslang met pijnstillend middel wordt aangesloten en dan komt het moment waar ik al weken het meest tegenop zie: een slangetje moet door de neus naar de maag worden geleid. Of ik er water bij kan drinken om het schuifwerk wat te vergemakkelijken? Hm. waarom wilde ik ook alweer een sonde laten zetten?... Juist; dus laten we dat drinken maar niet doen, nee. De verpleegster duwt de slang gelukkig snel naar zijn plek, zich niks aantrekkend van mijn kokhalzen en andere ongecontroleerde geluiden. De tranen staan me in de ogen als de slang op zijn plek zit. Hoewel dat laatste nog maar de vraag is: door het opzuigen van maagsap via de slang wil ze controleren of de slang inderdaad ver genoeg in de maag zit. Maar doordat ik al uren nuchter ben en ook geen water gedronken heb bij het inbrengen, houdt de maag siësta en komt er geen maagsap naar boven. Er zit niets anders op dan met röntgenapparatuur de ligging van de slang in kaart te brengen.

Rode schoenen
Dus een loopjongen (zijn woorden) oppiepen en met bed en al naar de radiologie, slangen en toeters en bellen mee. Ondertussen doe ik niets anders dan kuchen en slikken want die slang achter in mijn keel is een kwelling. “Het is maar voor een half uurtje,” werd me in juli gezegd, maar het half uur is al om en ik vrees dat er nog vele halfuurtjes bij komen.
Hóppa, röntgenbord in de rug, plaat voor de kop, klik, en weer met de allerbeste beddenbestuurder (zijn woorden), herkenbaar aan zijn rode schoenen, terug naar de kamer met de lady in black. Het is kwart over twaalf; we zijn door alle vertraging te laat voor de om twaalf uur geplande operatie. Na twee uur wachten met die akelige slang in mijn slokdarm en tergend zicht op twee blije broodeters blijkt dan eindelijk dat ik aan de beurt ben.
De zorgassistent (zijn officiële functiebenaming) met de rode schoenen heeft weer de eer mij te verrijden. We gaan diep de occulte ziekenhuisspelonken in - ik had mijn gps aan moeten zetten, was een leuke toevoeging aan mijn collectie afgelegde (fiets)routes geweest! Eindelijk stoppen we voor een gesloten deur, een bordje ernaast verwijst naar de crashkamer en ik krijg ineens een ijzig en unheimisch gevoel. Medische sloopkamer?




Tolk in overal
De roodgeschoeide uitdrager kondigt ons per intercom aan. Man mag als tolk mee naar de ingreep. De deur gaat uitnodigend open en Man mag direct met een operatieassistent mee om zich op commando in een overal te hijsen. Wat-ie als hobbyboer wel gewend is, alleen zitten deze broekpijpen van onderen dichtgenaaid en dat blijkt toch lastig instappen.
Na de verkleedsluis komen we niet in een röntgenkamer met operatietafel, maar in een operatiekamer met ergens in een uithoek de röntgenapparatuur. Man wordt in een loodschort geholpen en ik op de operatietafel. Help! Waarom wilde ik dit ook alweer?!?
Terwijl ik op de harde röntgenplaat lig met gelukkig mijn hoofd twee kussens hoog, maken drie of vier mensen zich zwijgend klaar aan een lange tafel met operatie-intrumenten. Ik hoor alleen het geritsel van hun papieren plunje en het sinistere zoemen van apparatuur. Het is donker en kil en het voorbereiden duurt een eeuwigheid. Mijn rug doet zeer, het slangetje irriteert in mijn keel en ik heb het koud. Maar dat blijken even later peanuts als ze met me aan de slag gaan...
Stampen en soppen
Dan wordt er een tijd lang hard op mijn buik en ribben gedrukt - twee weken later zitten de blauwe plekken er nog - om te bepalen welk gebied ontsmet moet worden. Dat gebeurt met het befaamde rode goedje dat direct verdampt en je nog kouder maakt. Een paar minuten later verven ze mijn buik nogmaals, omdat ik kennelijk mijn handen niet stil heb gehouden.
Ik word gehuld in blauwe lakens, Man krijgt nog een haarnetje en zelfs het röntgenblok, dat dreigend dichterbij is gezweefd, wordt steriel verpakt. Loeiende fotoapparatuur komt afwisselend naast en boven me hangen, ik krijg injecties met verdoving en dan wordt met hulp van zowel echo-apparatuur als röntgenapparatuur de bovenkant van de maag opgezocht. Dat lijkt nog niet mee te vallen. Als dat klaar is, wordt er via de neussonde - least of my problems op dit moment - lucht in de maag geblazen, waardoor ze de maag beter aan kunnen prikken. "Probeer de lucht wel binnen te houden," zegt iemand. Boeren en winden bedwingen dus.
Dan worden één voor één drie lange naalden dieper dan diep in mijn buik geprikt. De eerste doet verdraaide zeer en ik kreun angstig: ‘ik voel het!!’, maar dat komt niet over en de tweede en derde naald - ze gaan rechtstreeks mijn maag in - zijn bijna ondraaglijk pijnlijk. Of ik ben gewoon kleinzerig, natuurlijk. Dit valt me vies tegen! Maar wat daarna gebeurt, gaat me pas echt door merg en been, of liever door buik en maag. Ik schreeuw het uit, voorzover ik klanken uit kan brengen. Ze stampen een buisje mijn maag in en dat wordt lekker stevig doorgedrukt. Dan gaat er op de zelfde plek nog iets hardhandig in en weer schreeuw ik, maar niemand lijkt er zich iets van aan te trekken. Is dit normaal? Met een soppend geluid wordt er ook weer iets uit de maag getrokken. Ik wacht stijf van spanning en met wijd opengesperde ogen af tot iemand het verlossende ‘klaar hoor’ uitspreekt. Haleluja!


Het Grote Wachten
Vertrek geschiedt in omgekeerde volgorde van aankomst en ik ben blij dat ik weer in het zachte bedje lig. Zou het liefst diep onder de dekens kruipen en slapen. Terug op de afdeling word ik verlost van het maagslangetje. Het heeft er precies zes uur gezeten. Wat nou ‘maar een half uurtje’.
Om vier uur ’s middags ben ik eindelijk klaar. Maar dan volgt weer een tegenvaller: ik moet een uur wachten tot ik iets mag drinken. Als dat goed gaat dan mag ik - zucht - pas om 19 uur weer (licht) eten. Als dat ook goed gaat, mag ik een uur na het eten weg. Een diëtiste verschijnt in de tussentijd met allerlei instructies. Zij gaat de benodigde materialen bestellen. Ook de verpleegkundige van het Centrum voor Thuisbeademing komt even poolshoogte nemen.
Mijn bekertje water valt goed, dus we wachten vol verlangen de avondmaaltijd af. Dat heeft ook nog de nodige voeten in de aarde, want Man en Zoon hebben ook trek en overwegen naar het ziekenhuisrestaurant te gaan. En ik dan? Een vrolijke voedingsassistente weet echter drie overgebleven patiëntenmaaltijden te ritselen en zo komt het dat de mannen aan een heerlijke versbereide warme driepersoons maaltijd zitten, en ik genoegen moet nemen met twee bruine boterhammen en een cup-a-soup.
Maar gelukkig valt de maaltijd goed en gaat alles voorspoedig. Man merkt gekscherend op dat ik maar niets moet zeggen als ik ergens pijn ervaar want dan kunnen we nóg niet naar huis. Rond de klok van achten krijgen we eindelijk de ontslagpapieren in handen gedrukt. Na 16 uur op te zijn geweest en 15 uur zonder eten en drinken, verlang ik naar rust en mijn eigen bedje. Ook Man en Zoon zijn er wel klaar mee. We hadden verwacht aan het begin van de middag al weg te kunnen, informatie over het verloop van de dag hebben we nl. niet gekregen. Nu óp naar huis! Of?...


Ook dat nog
We rijden de afdeling af en gaan naar de liften waar we vandaag al zo vaak in geweest zijn. Ik zie buiten d' Olle Grieze hoog boven de huizen uitsteken, maar hij is wel ernstig donkergrijs nu. Sterker nog, als we op de begane grond zijn, wordt mijn zichtveld steeds kleiner en donkerder. De inmiddels gesloten poli’ s in de hal zijn zwarte vlekken en ik voel me helemaal niet lekker. Kom op, niks zeggen, we willen naar huis!
Bij de balie bij de in- en uitgang van het ziekenhuis moeten we onze parkeerkaart afrekenen - gelukkig hoef je nooit voor meer dan 2,5 uur parkeergeld te betalen als je een afsprakenbrief kunt overleggen. Maar wat gebeurt er met me? Er verschijnt een intens verblindend licht om me heen, alsof ik onderdeel ben van een overbelichte foto. Moet ik toch maar zeggen dat ik niet lekker ben? Of houd ik me stil en gaan we naar huis?
Zoon maakt al aanstalten om mijn afsprakenbrief aan de baliejuffrouw te tonen, we zijn aan de beurt. Het is nu of nooit. Ik realiseer me dat ik zo niet in de auto zal kunnen stappen. “Ik word niet goed, we kunnen niet weg,” hakkel ik ongelukkig. De mannen zijn verbaasd en vragen wat er scheelt. De baliemedewerkster, die zich afvraagt waarom we aarzelen, komt er snel bij. “Ik ga flauwvallen.” Door diep adem te halen lukt het toch dat te voorkomen. Er verschijnen een paar beveiligers en ik hoor flarden van gesprekken. ‘Naar de spoedeisende hulp,’ en 'ze is aan het brabbelen’.
Man wacht het allemaal niet af en zet met een hopeloos en lijkbleek vrachtje in de rolstoel koers naar waar we vandaan komen: de MDL-verpleegafdeling waar we een kwartier geleden wegens goed gedrag zijn ontslagen.
Daar wordt de bloeddruk gemeten en die is met 70/30 schrikbarend laag. Voor ik weet wat er gebeurt lig ik op een bed (zálig!) en word ik naar een lege kamer gereden en aan een infuus gezet. Het bed wordt zo gekanteld dat mijn benen de lucht in steken en mijn hoofd, als ware ik een vleermuis, helemaal omlaag hangt. Bepaald oncomfortabel, maar het helpt wel. Het bloed stroomt weer naar mijn hoofd en ik krijg weer kleur. En praatjes.

Zicht op de Martinitoren, oftewel d' Olle Grieze

Even helemaal knock out
Opfrissen
Er wordt nog bloed afgenomen en na een halfuurtje komt een arts de uitslag vertellen: de bloeddrukdaling had kunnen wijzen op een inwendige bloeding, maar de bloedplaatjes zijn in orde. Dus, naar huis dan maar?... Dat zit er niet in. Een nachtje blijven ter observatie. Hoewel ik inderdaad volgens protocol via de SEH had moeten binnenkomen, hebben ze geregeld dat ik in deze eenpersoonskamer mag blijven. Man en Zoon vertrekken rond half tien dan toch naar huis en ik heb het nakijken, en het te kwaad. Wat een rotdag. En we zijn er nog niet ook.
Want de vriendelijke zuster die ons de hele middag onder haar hoede had, doet opeens niet zo vriendelijk meer. Als het me niet lukt van het bed te komen, zegt ze: ‘u kon toch alles zelf?’ en steekt geen hand uit terwijl ik, doodmoe, aan het wroeten ben om op te staan voor de wc. Ik ben te verbouwereerd en afgedraaid voor een weerwoord. Thuis kan ik alles zelf, maar ik ben kapot en dit bed heeft een vervelende rand waar ik niet overheen kom. Kiezen opelkaar en doorzetten, met licht geschaafde kuiten tot gevolg.
Ik wil graag mijn tanden poetsen maar de tandpasta in mijn tas is oud en wil moeilijk uit de tube. Knip hem maar open, probeer ik te zeggen maar in plaats daarvan gooit ze hem weg. ‘U moet maar zonder tandpasta poetsen,’ en ze geeft me de tandenborstel. Uhh, hier? Nu? Mag ik bij een wastafel om te poetsen en even mezelf op te frissen? Nee dus. Ik wil mijn antislipsokken aan zodat ik me kan omdraaien in bed. Ik krijg ze niet. Tot drie keer toe vraag ik om een papegaai boven het bed, anders kom ik er niet in en niet uit. En zij gaat me niet helpen natuurlijk. Drie keer zegt ze geïrriteerd dat mijn papegaai niet haar prioriteit heeft maar uiteindelijk krijg ik hem toch en kan ik mijn nest inkruipen.
'Welterusten’. Ze laat echter net die verlichting branden die ik niet vanuit bed kan uitzetten. Uit bed gaan en naar de schakelaar lopen lukt natuurlijk niet en bovendien staan rollator en rolstoel veel te ver weg. Ik bel er ook niet om, ik kijk wel uit. Wat voel ik me ongelukkig, opeens die ultieme hulpeloosheid, de onmacht, het verlies van regie en controle! Ik besef dat dit gevoel van gevangenschap in de loop van de tijd alleen maar zal toenemen. En dat ik me er dus overheen zal moeten zetten anders worden het nog moeilijk tijden. Laat los, laat los…

Nachtlamp...

Dokter Dochter komt langs om me op te vrolijken
Nachtzuster
Halverwege de nacht komt iemand dan toch het licht uitdoen. Ik heb dan nog geen oog dicht gedaan. De volgende ochtend vermaak ik me met de beelden van de vijfjaarlijkse Sail In. In de loop van de morgen krijg ik te horen dat ik om een uur of twaalf, half één naar huis mag, na een afsluitend gesprek.
Ik denk ineens aan dat zustertje. Misschien heeft ze wel op de kop gekregen dat ze ons heeft laten gaan, terwijl ik vijf minuten later al onwel werd. Hoe lang duurt het eigenlijk tot je bloeddruk zo laag zakt? Heeft ze bij mijn ontslag überhaupt nog metingen gedaan, vraag ik me af?
Naderhand begrijp ik dat zo’n lage bloeddruk in zo korte tijd extreem is en een medisch noodgeval. Het zal toch iets met een lange enerverende dag, nuchterheid, vochttekort, oververmoeidheid en slaapgebrek zijn geweest. ‘Dit hebben we nog nooit meegemaakt’, zeggen de artsen die me de volgende ochtend ontslaan. Nee, ik ook niet...
Eind goed al goed? Deel 3 volgt.
