"Hou nou op met praten, ik word er gék van"

Morgen is-ie jarig en ik wil hem ondanks onze stroeve verstandhouding een cadeautje en een kaart geven. Ondanks zijn onberispte grensverkenningen als hij en ik alleen zijn. Hij weet donders goed dat ik mezelf niet kan verdedigen en heeft er een handje van mij uit te proberen. Hij voelt mijn onmacht haarfijn aan. En niemand die er iets van zegt. Want ze merken het niet of ze vergoeilijken het. Het is immers maar een kind.

Mijn pogingen om 'natuurlijk' en 'gewoon' met hem om te gaan zoals mijn hart me ingeeft, zijn de afgelopen maanden jammerlijk mislukt. Ik ben en blijf dat rare mens in de rolstoel met die zware stem die je óf straal negeert óf dwarsig uitdaagt. En ik? Zwijgen en oogcontact vermijden is het devies. En morgen is-ie dus jarig... Ik wil toch wel een verjaardagspresentje voor het ventje zoeken. Vanmiddag scooter ik met de wandelclub naar het winkelcentrum. 

Donald Duck

We rijden we de Maxx binnen en we splitsen de groep op. De anderen vinden het leuk om mee te zoeken. Ieder die lopen kan, gaat een gangpad in, op jacht naar een kaart of cadeau voor een vierjarige. Zelf beweeg ik me met de scootmobiel beheerst en speurend tussen de schappen door. Verschillende keren komt er één van de anderen bij me. Is dit wat? Dat misschien? Kijk eens hoe leuk! Moet je even meekomen, want... Uiteindelijk kies ik wel een verjaardagskaart uit, maar na lang wikken en wegen koop ik hier geen cadeautje. Ik heb een beter idee.

De hele wandelgroep verplaatst zich met mij naar de Primera waar ik een Donald Duck voor beginnende lezertjes koop. Waarom Donald Duck? Omdat die jongen niet van de voorraad Duckjes af kan blijven. Wat op zich helemaal prima is, als hij ze maar niet als oud vuil doorelkaar op de grond zou gooien. En dat doet hij wel. Ik gruw ervan hoe de jaargangen van mijn kostbare collectie gehusseld en verfrommeld worden en kijk dan machte- dan wel sprakeloos toe. Schalks houdt hij die heks op wielen in de gaten en één voor één worden de Duckjes uit de kast gehaald en op de grond gedeponeerd. Hij weet dat ik dat niet leuk vind en dat ik hem daar niet op kan aanspreken. Dus hij gaat er lekker mee door, me ondertussen onophoudelijk aankijkend om mijn reactie te peilen.

Ik kon altijd prima met kinderen omgaan (dacht ik), maar met dit exemplaar wordt het nooit wat. Hoe gaat dat als ik ooit oma wordt... Echter, omdat ik ondanks alles de minste niet ben en hij maar een kind, koop ik voor hem een eigen klieder-kladder-Donald-Duckboek. Iedereen blij. Zou je denken.

Opvoeding en omgangsvomen

Weer thuis vertel ik Man en kleuter wat ik zojuist heb beleefd en wat ik voor de aanstaande jarige gekocht heb en waarom. Of liever: ik maak een begin met vertellen. Ik zal het verhaal nooit afmaken. Want halverwege mijn toespraak, die mede aan hem gericht is, doet de jongeman zijn handen voor de oren en roept boos: "Hou nou op met praten, ik word er gék van!"

BAF!

Die doet pijn! Zeker omdat dit niet de eerste keer is dat dat jochie mijn woorden op die manier boycot. Te vaak trok hij boze gezichten, schreeuwde er doorheen dat ik stil moest zijn en keerde hij me de rug toe bij het horen van mijn monotone bromstem. Dat die irritant is, daar kan ik heel goed in komen, maar om zo'n uitval rauw op je dak te krijgen, dat hakt er in. Ook al is het maar een kind. Of juist daarom. Kinderen en dronkelui spreken immers de waarheid. Ik ben in shock. En waarom zegt Man er niks van, waar blijft zijn professionele gezag? "Ik ben niet zijn opvoeder." Daar kun je 't maar mee doen. 

Mijn incasseringsvermogen heeft grenzen. Als ik weer bij zinnen ben, stuntel ik zo snel mogelijk de keuken uit maar mijn emoties zijn sneller. Ik barst in een hartverscheurende maar hopelijk geluidloze huilbui uit. Ik gun die twee mijn tranen niet. Ik gun de knaap het cadeau ook niet meer. Ik knal de deur achter me dicht. 

Morgen is-ie jarig. Dan steek ik de vlag uit. In het vervolg gaat hij naar school en komt niet meer om de week een dag langs. Maar toch, ondanks onze moeizame relatie, strijk ik de hand over het hart en zorg dat hij kaart en cadeau alsnog krijgt. Omdat hij het niet kan helpen en toch maar gewoon een kind is.

Naschrift

Ik heb dit verhaal vooral geplaatst omdat ik wil laten zien dat het belangrijk is om kinderen te leren omgaan met mensen met een beperking. Onwetendheid kan leiden tot angst of ongemakkelijke situaties. Mensen met een beperking zijn niet 'eng' of ‘anders’.