Blauwtje gelopen

Een verhaaltje dat dateert van rond Koningsdag 2025. Woensdag, wandelgroepdag. Mijn stem is al weken weg en in zo'n groep word je onwillekeurig toch tot praten verleid. Ik zeg het groepje maar af. Maar heb ook alweer spijt, want het is prachtig weer. Toch wel mee? Toch maar niet? Ik treuzel net zo lang tot de afgesproken starttijd verstreken is, en dan besluit deze twijfelkont alsnog te gaan.

Te laat dus. Koortsachtig doorkruis ik het hele dorpskwartier waarbinnen de club zou kunnen rondcruisen, maar de oudjes zijn in geen velden of wegen te bekennen. Ik speur met name de terrasjes af want ik ken mijn pappenheimers. Iets zegt me dat ze deze eerste mooie lentedag zijn gaan vieren met een ijsje. FOMO als ik ben, rijd ik langs alle ijsverkopers binnen de actieradius. Ik wil ook! Alleen bij de banketbakker zitten mensen buiten. Ik zie het herkenbare kobaltblauw van Buurtzorgshirts én een paar scootmobielen. Zijn ze daar? Langzaam rijden, goed kijken... vanaf de straat neem ik het ploegje op distantie onder de loep, maar kom tot de conclusie dat dit niet mijn maatjes zijn. Toevallig een paar mensen in kobaltblauw.

Leeg

Dan toch zelf maar een ommetje maken. Zo kom ik langs de plek waar ik vorig jaar bijna de sloot in fietste toen mijn voeten van de trappers schoten. (Zie (Niet) in het water gevallen.) Dat had toen helemaal verkeerd kunnen aflopen, bemijmer ik. "Rechts houden!" schreeuwt opeens een wielrenner door mijn gedachten heen. Was ik toch bijna opnieuw op dezelfde plek verongelukt! Op de fiets kun je om je heen kijken, maar op de scootmobiel kun je je ogen niet van de weg houden. Anders haal je de volgende dag de krantenkoppen.

Op het verste punt van mijn ommetje sla ik een grinten fietspaadje terug naar huis in. De zoefmobiel heeft daar merkbaar moeite mee. Er steekt bovendien een flinke tegenwind op die de snelheid helemáál uit mijn scootje haalt. Maar als het paadje weer overgaat in asfalt, blijft het apparaat niet vooruit te branden. Even zonnebril afzetten om de dashboardlampjes goed te kunnen zien - aiaiai. Het stroomlampje knippert en ik heb helemaal geen streepjes meer... Dat dit me nou voor de derde keer moet overkomen! 

Ook al kon ik er de eerste keer niks aan doen. Dat was bij mijn allereerste oefenrit bij de revalidatie. Stuurden ze me op pad met een zo goed als lege accu. Met de ergotherapeute als waakhond in mijn kielzog, strandde ik toen precies óp de spoorwegovergang bij het drukste en akeligste kruispunt van Leeuwarden. Was ik wel even totaal in paniek! Gelukkig wist de ergo hoe je de scootmobiel met de hand duwbaar kunt maken, ze kreeg me vlot voordat er een trein langsdenderde. Ze moest de scootmobiel met mij erop helemaal terugduwen naar de basis, met aan haar andere hand haar fiets.

De tweede keer dat ik onderweg met een lege accu kwam te zitten, was mijn eigen schuld. Toen dacht ik dat het stroomlampje alleen maar voor de gezelligheid knipperde... Zie - tsja, als ik het betreffende Sprakeloosje nog eens terug kon vinden...

Maar goed, terug naar deze derde keer.

Stapvoets

Dankzij dit tweede stroomakkefietje leerde ik wel wat ik deze derde keer ga toepassen.Ik ben natuurlijk weer in de middle of nowhere en er is in de wijde omtrek geen kop te zien. Ik zet de scootmobiel uit, wacht een minuutje en zet hem dan weer aan. Hij begint vol goede moed, maar kakt al snel weer in. Dit kunstje herhaal ik steeds maar weer in de hoop dat ik hortend en stotend de bebouwing van het dichtstbijzijnde dorp kan halen. Het duurt een tijd, maar na een (in)spannend ritje strand ik dan toch voor de DHZ-zaak. Ik bel Zoon en vraag hem om een powerbank en vervangend vervoer. Anders moet-ie mij maar met de auto oppikken en bij de DHZ vragen of de scootmobiel aan het infuus mag. Hij heeft een fantastische andere oplossing: zo doorgaan... Lekker dan! Dus ik tuf steeds maar weer kleine eindjes stapvoets verder. Voel me een beetje onnozel met dit stop-motion gedoe. Het is ook onnozel, ahum.

Halverwege komt Zoon me al grijnzend tegemoet. Hij rijdt het laatste stukje-bij-beetje met me mee naar huis. Stop - uit - aan - rijden - stop - uit - aan. Hij kan het tempo maar kwalijk bijhouden, valt bijna van zijn fiets, zo langzaam gaat het.

De volgende dag vertel ik de Buurtzorgster dat ik de wandelgroep ben wezen zoeken, in de verwachting ze, zo  niet wandelend, dan toch wel op een terrasje aan te zullen treffen. Mijn voorgevoel blijkt te kloppen: ze zijn met zijn allen softijs gaan halen. "We zaten lekker op het terras bij de banketbakker. Vreemd dat je ons daar niet gezien hebt. Dat blauw van ons valt anders wel op."