Zelf maar weten

De buurtbewoonster die in haar deuropening staat te roken, volgt onze verrichtingen met kritische blik. "U mag daar niet parkeren, hoor." Even slaat de twijfel toe, maar volgens ons mag het met de gehandicaptenparkeerkaart wel, als je er maar een parkeerschijf bij legt. De rookster bestrijdt dat, maar "u moet het zelf maar weten." De conciërge van de naastgelegen school mengt zich ook in de discussie en zegt dat het met een GPK inderdaad is toegestaan. We besluiten het er maar op te wagen. Wij weten het zelf, inderdaad en uiteraard.

Lepelduel

Het is een soort verlangen naar het oude normaal dat ik telkens weer mee ga naar dit soort bijeenkomsten. Om het bijpraten met de vele oude bekenden zoals Man doet, hoef ik het niet te doen. Ik ben allang blij als men mij begroet, al is het maar met een glimlach of een 'hoi'. Een hand op je schouder, een blik van verstandhouding. 't Geeft je toch het gevoel dat je nog meetelt en gezien wordt.

Man zet me alvast op een gunstig plekje en gaat buurten, nadat hij me heeft voorzien van koffie met een brownie. Ik stort me vol overgave op de koffie, af en toe vriendelijk lachend naar voorbijgangers. Als ik om me heen kijk waar ik het lege kopje kan neerzetten, wordt het me zowat uit de handen gerukt door iemand van de bediening. Het koffielepeltje houd ik achter, maar ze grist het bijna ook mee. Ho 'es effe, ik heb dat ding nog nodig!

Nu moet je weten dat wij, precies een week hiervoor, in deze zelfde zaal waren voor een ander feestje. De brownie die toen geserveerd werd, roept zoete maar  ook zeer zompige herinneringen op. Onweerstaanbaar lekker en dus calorierijk, en in feite een gekoelde homp gesmolten chocola, boter en suiker, elegant neergekwakt op een minuscuul servetje. Onmogelijk uit het vuistje te eten, zeker niet voor iemand als ik. Ergo conclusio: dat lepeltje is cruciaal om ook vandaag die browniebrij de baas te worden. Zij trekt. Ik ook. Harder dan zij, há!

Kon ik maar uitleggen waarom ik weiger het lepeltje af te staan! Ik houd het stevig vast en als ze loslaat trek ik het voor haar grijpgrage handen weg, en houd het heel kinderachtig ver van me af. En zij maar reiken. Een kwartje voor wat er op dit moment door haar hoofd gaat... Het is wel weer een absurde situatie en ik krijg er  lachkriebels van. "Dan moet u het zelf maar weten," moppert ze. Ik schiet weer in de lach, dát heb ik vandaag vaker gehoord. Ja, ik weet heel goed wat ik doe. Al zal zij denken van niet.

Onder de plak

Mijn browniehebzucht moet ik bekopen met chocoladevlekken in trui en broek en jas. In de pauze komen er nog een paar kleverige vlekken bij. Man heeft me namelijk een glaasje fris gebracht. Helaas staat de rolstoel nogal midden in het gangpad en ik ben min om meer omsingeld door allemaal kwebbelende mensen. En mensen praten in de regel met handen en voeten. Onafgebroken en van alle kanten is de rolstoel het mikpunt. Man is über alle Berge en zonder hulp lukt het me niet om een vlucht naar veiliger oorden te beramen. De keuvelaars vragen de rolstoel niet als steunpilaar te gebruiken gaat ook niet. Het glas kan ik nergens anders kwijt dan op de armleuning wat ook vragen om problemen is. Dus daar zit ik maar wat, diep in mijn appelsapglaasje te kijken.

Toch maar voorzichtig proberen om te drinken. Eerst rondkijken of ik geen opdonder kan verwachten en dan een, op mijn manier haastig, slokje nemen. Het gaat een tijdje goed, tot er weer eens iemand tegen de rolstoel opknalt en de halve bekerinhoud over mijn goeie broek vliegt. De eerdere chocoladevlek vervloeit langzaam met het vocht. De vrouw bemerkt wat ze veroorzaakt heeft, put zich eerst uit in verontschuldigingen en wil uiteraard de appelsapplas opdeppen, als ze opeens een ingeving krijgt en roept: "oh, u hebt het Frysk Diktee vorig jaar gewonnen, toch?" Het blijft me achtervolgen. Ze vindt de dicteeprestatie helemaal geweldig en gaat daar zo in op dat ze vergeet me van het appelsapbad te verlossen. Als vervolgens de onvermijdelijke bitterballen voorbij komen, word ik fatalistisch en klungel maar wat door.

Levelen

In de pauze komt af en toe een bekende naar me toe. Leuk om even een paar woorden - c.q. klanken en gebaren - te wisselen. Jammer dat ik alleen maar kan opzitten en pootjes geven. Dus een paar zinnen en dan zijn ze weer weg. Even naar de wc. Even mijn tekst nog doornemen. Even koffie halen. Even iemand anders begroeten. Wat valt er ook met iemand te redeneren die niks zinnigs terugzegt. Ben al lang blij dat ze de moeite nemen.

Eén iemand neemt echt de tijd voor een gesprekje, waarbij ik de spraakapp gebruik. Op een gegeven moment gaat ook zij over op het typen van haar vragen en antwoorden. Eerst verrast het me, dat hoeft toch helemaal niet? Maar: zelf maar weten, immers?...

Maar dan gebeurt er iets in het gesprek. Het typen voelt al gauw als een vorm van solidariteit, een teken van gelijkwaardigheid. Bovendien is het een eyeopener: nu ervaar ik zelf hoe het is om met iemand te communiceren zonder gesproken woorden. Ik moet zeggen, het valt me alles mee. Sterker nog: ik vind het wel relaxed. Gewoon om de beurt, rustig wachten tot de ander uitverteld is. Niemand die je in de rede valt of intussen alweer een ander gespreksonderwerp aansnijdt. Heerlijk. Deze bijzondere vorm van levelen bevalt me wel. Als psychiater weet de dame in kwestie waarschijnlijk, inderdaad en uiteraard, heel goed zelf waarom ze ging typen.